Maria

Moedergodin  -  de Moeder van God
   36
Enkele titels van Maria zijn heel tegenstrijdig: Maagd  (Zie Mattheus 1:18-25, Lucas 1:26-37)  en sinds het jaar 431 de Moeder van God  (zie Wikipedia). In de Bijbel wordt Maria nog de moeder van Jezus genoemd  (zie Handelingen 1:14).
Sinds het jaar 431 wordt Maria dus de Moeder van God genoemd; een Moedergodin. Maria is tegelijkertijd Maagd, Moeder en oude wijze vrouw; een Crone.
Een zo goed als klassieke Moedergodin.
Echter, het concept van een drievoudige Godin in de vorm van een maagd - moeder - crone komen we verder niet in de oudheid tegen, het is een moderne variatie die we pas tegen­komen sinds het boek "The White Goddess" van Robert Graves uit 1948. Maria is dus één van de zeldzame gevallen waarvan we kunnen zeggen dat ze de maagd - moeder - crone re­pre­sen­teerd in de oudheid, wat het eigenlijk dus tot een meer Christelijk concept maakt.
(Bronnen:  Rowan Laurie Blz.32,  Weatherstone Blz.58,  Williams Blz.286).

Paus Greogorius (paus van 590 t/m 605 na nul) had in een brief de opdracht gegeven om heidense heiligdommen niet meer te vernietigen, maar ze te kerstenen, zodat de mensen naar voor hun vertrouwde plaatsen konden en gaan en hun vertrouwde gebruiken en tradities konden voortzetten  (zie: Wikipedia).
De Moedergodin Maria heeft in de loop der tijd dan ook vele lokale Godinnen in zich opgenomen. Alleen al in de Lage Landen (Nederland en België) zijn er zonder moeite 500 verschillende Maria's te vinden! (zie: "De vele gedaantes van Maria" - Jo Claes).

De Sterre der Zee;  Nehalennia

Tijdens de veertiende eeuw zou een schip voor de kust van Heiloo met een storm in de problemen zijn geraakt, waarop de schipper tot God begon te bidden. Niet God maar een heldere Vrouwen­stem antwoorde hem boven het gebulder van de storm en de golven uit dat: "Als ge mij gaat eren  - zal de wind gaan keren". Dat beloofde de schipper, de wind keerde en hij liet bij Heiloo een tempeltje bouwen.
In het jaar 1684 kwam de Brusselse Edelman François II van Kinschot (1616-1700) in de problemen tijdens een storm op zee. Hij zou toen een belofte hebben gedaan dat wanneer hij het gevaar zou overleven, hij een altaar zou stichten voor Maria in Maastricht. Nadat hij de storm overleefd had en weer veilig terug was kwam hij zijn belofte na en liet een altaar bouwen voor Maria. Sinds het jaar 1701 zou Maria bekend gaan worden als de "Sterre der Zee".
De mysterieuze Vrouwenstem die deze schippers heeft gered doet mij denken aan de Godin Nehalennia, voor mij zijn dan ook Maastricht en Heiloo heilige plaatsen verbonden met de Godin Nehalennia. Net als de Godin Nehalennia wordt ook de Moedergodin Maria afgebeeld staande op een boot. De Godin Nehalennia is later opgenomen in de Moeder­godin Maria als de "Sterre der Zee".
(Bronnen:  Claes Blz.66, 68, 97-98,  Notten Blz.104,  Schuyf Blz.225-226,  Bronnen-Krachtplaatsen.info - Runxput Heiloo,  Godin-Nehalennia.nl  en  Historiek.net).

Vrouwe van de Heilige Eik

In voor-Christelijke tijden waren er heiligdommen bij een oude Eikenboom in Oirschot (NL), Scherpenheuvel (BE) en in Veld­hoven (NL). In Oirschot en in Veld­hoven plaatste of vondt men een Mariabeeldje in een Heilige Eik, die na hieruit verwijderd te zijn geweest maar bleef terugkeren. In Oirschot heeft men toen een kapelletje bij de Heilige Eik gebouwd en in Veldhoven had men een kerk rondom de Heilige Eik gebouwd.
In Scherpenheuvel stond een Heilige Eik die maar mensen bleef trekken en ook daar besloot men toen om een kerk rondom de Heilige Eik te bouwen. Ook bij deze boom was er sprake van een Maria beeldje. Het betreft hier oude heidense heilige plaatsen bij oude Heilige Eiken waarvan niet meer te achterhalen valt welke Goden of Godinnen hier vereert werden. Duidelijk is wel dat deze Goden en Godinnen opgenomen zijn in de Godin Maria.
(Bronnen:  Claes Blz.91, 92, 194,  Bronnen-Krachtplaatsen.info:  Oirschot,  Scherpenheuvel,  Veldhoven).

Maria en geneeskrachtige bronnen

Een schaapsherder vond in het jaar 1220 in Handel een Mariabeeldje in een Meidoorn. Toen men daar een kapelletje wilde gaan bouwen liepen de Ossen echter aan de lokatie voorbij en bouwde men een kapelletje op de plaatst waar de Ossen halt hielden. Hier was echter geen drinkwater in de buurt, doch op wonderbaarlijke wijze was er na enkele dagen een zeer heldere geneeskrachtige bron ontstaan en had men een verschijning gezien van Maria die het kleedje van Jezus in de bron aan het wassen was.
Een schaapherder vond in 1437 een Mariabeeldje in een put te Roermond. Het beeldje werd door de schaapsherder in een boom geplaatst, waar het vervolgens naar terug bleef keren wanneer het verwijderd werd. Men bouwde toen een kapel bij deze put, waar men later een kerk omheen bouwde.
Bij Schagen spoelde in 1510 een Mariabeeld aan bij de Keins. Keins komt van 'kin' wat 'kreek' betekend. Het aangespoelde Mariabeeldje was in een put terechtgekomen, alwaar het gereinigd was en sindsdien bevat de put geneeskrachtig water. Men bouwde hier in 1519 een kapel die echter rond 1586 vernietigd was. Ook het Mariabeeldje was zoek. Hoe het beeldje weer opdook is niet duidelijk, het zou rond 1930 in een sloot van de Wieringermeer gevonden zijn, of het zou generaties lang door een familie bewaard zijn, die het beeldje in de twintigste eeuw aan het Westfries Museum in Hoorn geschonken zouden hebben. In 1954 bouwde men op dezelfde lokatie een kapel met daarin een nieuw Mariabeeld.
Ook in Lourdes, hieronder beschreven, is er sprake van een geneeskrachtige bron in verband met een Maria verschijning.
De Moedergodin Maria is hier verbonden met geneeskrachtige bronnen waarbij vaak ook een Heilige Boom te vinden is. Geneeskrachtige bronnen waren vaak oude heidense heilige plaatsen; de aldaar vereerde natuurspirits en Goden en Godinnen zijn met het verschijnen van een terugkerend Mariabeeldje gekerstend en opgenomen in de Moedergodin Maria.
(Bronnen:  Claes Blz.70, 77, 231,  Bronnen-Krachtplaatsen.info:  Handel,  Keinse,  Roermond).

Lourdes

In 1858 had Bernadette Soubirous in Lourdes contact met een witte vrouwelijke verschijning die alleen zij en verder niemand anders kon waarnemen. Ze omschreef de verschijning als een klein meisje van ongeveer 12 jaar oud en van dezelfde lengte als zijzelf (1,40 meter of kleiner). Deze verschijning was geheel in het wit gekleed en had een blauwe ceintuur. De verschijning was op blote voeten met op iedere voet een gele roos.
Bernadette kreeg van de verschijning het verzoek een kuil te graven alwaar een geneeskrachtige bron ontsproot.
Er zijn gevallen bekend van andere kinderen die een verschijning hebben gezien, zoals Jean-Marie Laborde, die hun verschijning als een kleine jonge vrouw gekleed in wit, beschrijven.
Sint Theresa van Avila beschrijft in haar autobiografie een verschijning van Maria in de vorm van een kind van 7 jaar gekleed in het wit. Bernadette noemde haar verschijning aanvankelijk 'uo pétito damizéla'; 'oh kleine dame' waarmee gewoonlijk het kleine volk der elfen aangeduid word. Het kleine volk woonde in de bossen, bronnen en in de grotten van de regio. Deze natuurspirits konden als slangen of katten verschijnen maar vaker verschenen ze als betoverende kleine vrouwen gekleed in het wit, net iets groter dan dwergen. Waar ze liepen zouden bloemen groeien. Bernadette's beschrijving van een kleine jonge vrouw gekleed in wit met bloemen op haar voeten past goed bij deze beschrijving. Afwijkend zijn dan de verhalen over het bidden van de rozekrans door de verschijning en dat ze zich na enkele weken kenbaar maakt als 'ik ben de Onbevlekte Ontvangenis'; een dogma dat toen vier jaar ervoor in 1854 door Paus Pius IX bekrachtigd was. Toen men een beeld gemaakt had van Maria naar de beschrijvingen van Bernadette, kon ze de verschijning die ze gezien had hier totaal niet in herkennen; de gestalte van het beeld was te groot en te oud!
De vele beschreven wonderbaarlijke genezingen rond Lourdes blijken na verder onderzoek niet echt stand te houden. Wat overblijft is de verschijning van een jong klein meisje in het wit met bloemen op haar voeten; een Elfenkonining of Godin die opgegaan is in de Moedergodin Maria?
(Bronnen:  Harris Blz.73-74, 88-89, 93-94,  Laurentin Blz.39-40,  v.Raaij Blz.21, 26, 60, 64  en  Wikipedia:  Lourdes,  Onbevlekte Ontvangenis,  en  YouTube.com)

Verschillende verschijningsvormen

We zien dat de Moedergodin Maria op vele verschillende wijzen afgebeeld wordt; met donker haar, rood haar, blond haar, blanke huid, getinte huid, zeer donkere huid, smal gezicht, rond gezicht, jong, volwassen, enzovoorts. We zien ook een grote verscheidenheid van atributen bij de Moedergodin Maria, ze word wel staande op een maansikkel afgebeeld, met een rozenkrans, scepter, anker, appel, draak, boot, hamer, inktpot, koehoorns, schaap, slang, sleutel, sterren en zwaarden, om er enkele te noemen.
Maria staat op twee koehoorns in het verlengde van elkaar (Claes Blz.124),  zoals Maria ook op een maansikkel staat (Claes Blz.103, 135, 185, 248,  Rijksmuseum.nl). De maansikkel is een oud heidens symbool van de maangod/godin, waarbij de maansikkel vaak op het hoofd of boven de godheid afgebeeld werd, of men ziet de vier maan­fasen als kettingen om de nek van een godheid hangen  (Zie: Bijbelseplaatsen.nl,  Historiek.net, Wikipedia).
Dat Maria staande op een maansikkel afgebeeld wordt duidt aan dat ze de maangodin overwonnen heeft, in zichzelf opgenomen heeft; Maria is de nieuwe maangodin!
Maria staande op twee koehoorns waar een slang zich omheen krult met een appel in de bek zou een verwijzing naar het scheppingsverhaal kunnen zijn doch de slang staat hier voor het sluipende gevaar dat het vee bedreigt; Maria is hier de bescherm­vrouwe van het vee. In Noorbeek in Limburg heeft de Sint Brigid een vergelijkbare rol  (zie Godin-Brigid.nl).
Zowel de Moedergodin Maria als ook Sint Brigid hebben hier mogelijk een oude onbekende lokale Godin in zichzelf opgenomen.
We zien Maria ook afgebeeld met een voet op een draak (Claes Blz. 99, 237, 305, 306)  en op een slang (Claes Blz. 134, 185, 186, 248).
De draak en de slang zijn hier symbolen van het heidendom en van het kwaad dat Maria hier overwonnen heeft. De symboliek van de draak en de slang lijkt me duidelijk. Beidde dieren waren belangrijk in heidense religie's; vanaf het oude Sumerië en Babylon tot ook de oude Germanen en de oude Kelten in onze streken. Interessant dus om de dieren en symbolen waarmee Maria geassocieerd word te bestuderen aan­ge­zien dit ver­wij­zingen naar oude heidense symbolen zouden kunnen zijn. Zo kunnen Maria en andere heiligen ons weer in verbinding brengen met de Oude Goden en symbolen.
Enkele malen wordt Maria afgebeeld met een spinrok (Claes Blz.350-351) en met een sleutel (Claes Blz.347-348). Maria is hier de sleutelhoudster van de poort des Hemels. Dit doet denken aan de Godin Holda, die zowel met spinnen in verband gebracht wordt en ook geheel gekleed in het wit met een flinke bos sleutels kan verschijnen. Hier zou dus sprake kunnen zijn van een ver­stren­ge­ling van de Godin Holda en de Moedergodin Maria  (Zie: Goos Blz. 209,  v.d.Meer Blz.112, 129, 355).
Hoewel Maria oorspronkelijk een Midden-Oosters uiterlijk had, zien we dat ze Haar verschijningsvorm aanpast aan het uiterlijk en de cultuur van degene aan wie ze verschijnt.
Zo verscheen Maria als de Vrouwe van Guadalupe in Mexico als een inheemse vrouw. De lokatie waarop de Vrouwe van Guadalupe verscheen was voorheen een heilige plaats van de Azteekse Godin Tonantzin; een moedergodin. Blijkbaar zijn de Moedergodin Tonantzin en de Moedergodin Maria hier in elkaar opgegaan als de Vrouwe van Guadalupe.
Alleen al in de Lage Landen vinden we minstens 500 ver­schil­lende Maria's, wereldwijd zullen de verschillen mede bepaald zijn door de lokale cultuur en de lokale voor-Christelijke religie, waarvan lokale natuurspirits en Godinnen opgenomen zullen zijn in de Moedergodin Maria.
(Maria met blond haar:  Claes Blz. 25, 33, 67, 71, 79, 97, 89, 103, 106, 113, 119, 128, 137, 138, 139, 151, 162, 168, 174, 175, 195, 209, 235, 236, 238, 259, 295, 305, 308, 309, 312, 327, 331, 355,  Maria met donker haar:  Claes Blz. 65, 76, 103, 104, 115, 124, 131, 135 154, 160, 161, 172, 176, 237, 245, 253, 256, 311, 321, 351,  Maria met rood haar:  Claes Blz. 106, 184, 357,  Maria met donkere huidskleur:  Claes Blz. 125, 392-400)

Heilige Eiken, Helende Bronnen, Sacrale Grotten

We hebben hierboven kunnen lezen dat de Moedergodin Maria als de ´Sterre der Zee´ reizigers over zee een behouden reis kan geven. Schonk men in voor-Christelijke tijden een votiefsteen aan de Godin Nehalennia, nu bouwde men een kapelletje ten ere van de ´Sterre der Zee´.
De Moedergodin Maria is tevens verbonden is met Heilige Eiken, Helende Bronnen en met Sacrale Grotten. Dit waren tevens heilige plaatsen van de Oude Germanen en Kelten. Van enkele lokaties is het nog duidelijk dat hier voorheen inderdaad een oude heidense heilige plaats was. Op deze oude heilige plaatsen werden de natuurspirits en de oude Goden en Godinnen vereert. Met de komst van het Christendom zijn deze lokaties gekerstend en zijn de natuurspirits en Godinnen overgegaan in de Moedergodin Maria. De gebruiken rond een bepaalde oude heilige plaats bleven vaak hetzelfde.
Bij een heilige bron neemt men het water mee in flessen, dept men doeken in het water om deze op aangedane lichaamsdelen te leggen, in een heilige boom hangt men doeken met schrift of een afbeelding van het aangedane lichaamsdeel die genezing nodig hebben. Heilige Eiken en Helende Bronnen brengen genezing, vruchtbaarheid, gezondheid en voorspoed. In de sacrale grotten kan men contact maken met de Andere Wereld.
Wanneer ik Maria, de Moeder van God bestudeer zie ik eigenlijk geen enkel verschil met de oude Godinnen. Daarom noem ik Maria dan ook de drievoudige Moedergodin Maria! Maagd, Moeder en Crone.

Martin Roek